Biologische veeteelt
Lees hier de belangrijkste verschillen per diersoort tussen
biologische en reguliere veehouderij, bijenteelt en viskweek.
Kippen houden
Kippen zijn van nature bosvogels en biologische boeren
proberen hier rekening mee te houden. Biologische legkippen krijgen veel ruimte
(in de stal max. 6 kippen per m2) en mogen buiten lopen in een begroeide
uitloop (4 m2 per kip). In hun stal hebben ze recht op daglicht, zitstokken,
legnesten en strooisel om lekker in te scharrelen.
Het voer is 95% biologisch en volledig gentechvrij. Een biologische kip mag het puntje van haar snavel houden, want dat is net zo gevoelig als een vingertopje.
De biologische vleeskippen hebben ook echt een beter leven. Reguliere vleeskuikens groeien zo snel dat ze na vijf á zes weken al geslacht worden, wat veel welzijnsproblemen oplevert ('plofkippen'). Biologische vleeskippen krijgen twee keer zoveel tijd, ruim 80 dagen. Daardoor hebben ze geen hartklachten en zakken ze niet door hun poten. Bovendien hebben ze net als de legkippen een dagelijkse vrije uitloop naar buiten, strooisel en stofbaden.
Koeien houden
Van de Nederlandse koeien staat 30% altijd op stal. Per
regio kan dat zelfs wel oplopen tot meer dan 50%. Biologische koeien staan
alleen 's winters op stal, als het te koud is. Sommige rassen zoals Schotse
hooglanders en Hereford runderen kunnen goed tegen winterweer, maar ze hebben
wel beschutting nodig en moeten bijgevoerd worden. Minimaal 60% van het voer
moet van het eigen bedrijf of uit de regio komen; maximaal 40% van het rantsoen
mag uit krachtvoer bestaan.
Vleeskalveren (ouder dan 1 week) en vleesstieren worden in groepen gehouden.
Varkens houden
Biologische varkens hebben het hele jaar een uitloop naar
buiten. Zeugen die drachtig zijn hebben toegang tot een weide waar vaak ook een
modderpoel is.
Er ligt stro in de stal waar de varkens drie keer meer ruimte hebben dan hun reguliere soortgenoten. Ze krijgen daglicht en frisse lucht. Ook hebben ze een schuurpaal en de mogelijkheid om te wroeten. Het voer is voor minimaal 95% biologisch en volledig gentechvrij. Hun krulstaart mogen ze houden en ook de tanden worden niet geknipt.
Bij het transport mogen geen elektrische dwangmiddelen worden gebruikt. Het transport van levende dieren vindt alleen binnen Nederland plaats, dus de transportduur is beperkt. Sinds 2007 worden alle biologische biggen onder verdoving gecastreerd.
Geiten en schapen houden
Geiten worden gehouden voor de melk en het vlees. Geitenzuivel bevat iets minder lactose waardoor mensen met een koemelkallergie vaak wel geitenmelk kunnen drinken. Het is makkelijker te verteren dan koemelk, bevat meer oligosacchariden (nuttig voor je immuunsysteem), versterkt de opname van ijzer, en bevat meer vitamine A en D, calcium, zink, fosfor en selenium. Koemelk bevat daarentegen weer meer foliumzuur.
Schapen worden gehouden voor de wol en voor (lams)vlees.
Biologische schapen krijgen 100% biologisch voer, waarvan minimaal 60% ruwvoer
(gras en hooi) en maximaal 40% krachtvoer.
Preventief antibioticagebruik is niet toegestaan. De dieren
mogen altijd in de wei staan als het weer en de bodem dit toelaten. In de stal
ligt stro of ander strooisel. Lammeren drinken minimaal anderhalve maand bij de
moeder. De staarten mogen niet afgeknipt worden.
Kweek van vissen, schaal- en schelpdieren
Een van de unieke kenmerken van biologische landbouw is dat
de hele keten gecontroleerd moet kunnen worden. Dat is bij de productie van vis
niet anders dan bij gewassen of vlees. Daarom bestaat er geen biologische wilde
vis; feitelijk is wild gevangen vis de ultieme variant van vrije-uitloop.
Biologische aquacultuur is het alternatief voor gangbare kweek van vis, schaal-
en schelpdieren en zeewier. Essentieel is dat de biologische productie zo dicht
mogelijk bij de natuur moet aansluiten en dus aan de soortspecifieke
welzijnsbehoeften van de dieren wordt voldaan. Diergezondheid is vooral
gebaseerd op ziektepreventie. Het natuurlijk milieu moet maximaal in tact
blijven. Dit laatste is bijvoorbeeld van belang voor de productie van dierlijk
voer voor carnivore kweekvis.
De sector staat nog in de kinderschoenen. Zalm is het belangrijkste product.
Bijen houden
Biologische bijenhouderij is nog nieuw in Nederland. Er
bestond geen Nederlandse interpretatie van de Europese regels. Sinds 2016 is
die er wel. Bijenkasten moeten zo worden geplaatst dat bronnen van nectar en
stuifmeel binnen een straal van 3 kilometer voor meer dan 50% bestaan uit
biologische gewassen en/of natuur en gewassen waarop geen bestrijdingsmiddelen
worden toegepast. Ook mag er binnen een straal van 5 kilometer van de
standplaats geen vuilverbrandingsinstallatie zijn. De bijenkast is gemaakt van
natuurlijk materiaal, zonder chemisch-synthetische verf of lijm.
Het aantal biologische imkers in Nederland is nog heel beperkt. De meeste honing vindt zijn weg naar de betererestaurants en vaste klanten. De biologische honing in de winkel komt vrijwel altijd uit het buitenland.






Kippen
Koeien
Varkens
Geiten en schapen
Vissen
Bijen
Kippen houden
Kippen zijn van nature bosvogels en biologische boeren
proberen hier rekening mee te houden. Biologische legkippen krijgen veel ruimte
(in de stal max. 6 kippen per m2) en mogen buiten lopen in een begroeide
uitloop (4 m2 per kip). In hun stal hebben ze recht op daglicht, zitstokken,
legnesten en strooisel om lekker in te scharrelen.
Het voer is 95% biologisch en volledig gentechvrij. Een biologische kip mag het puntje van haar snavel houden, want dat is net zo gevoelig als een vingertopje.
De biologische vleeskippen hebben ook echt een beter leven. Reguliere vleeskuikens groeien zo snel dat ze na vijf á zes weken al geslacht worden, wat veel welzijnsproblemen oplevert ('plofkippen'). Biologische vleeskippen krijgen twee keer zoveel tijd, ruim 80 dagen. Daardoor hebben ze geen hartklachten en zakken ze niet door hun poten. Bovendien hebben ze net als de legkippen een dagelijkse vrije uitloop naar buiten, strooisel en stofbaden.
Koeien houden
Van de Nederlandse koeien staat 30% altijd op stal. Per
regio kan dat zelfs wel oplopen tot meer dan 50%. Biologische koeien staan
alleen 's winters op stal, als het te koud is. Sommige rassen zoals Schotse
hooglanders en Hereford runderen kunnen goed tegen winterweer, maar ze hebben
wel beschutting nodig en moeten bijgevoerd worden. Minimaal 60% van het voer
moet van het eigen bedrijf of uit de regio komen; maximaal 40% van het rantsoen
mag uit krachtvoer bestaan.
Vleeskalveren (ouder dan 1 week) en vleesstieren worden in groepen gehouden.
Varkens houden
Biologische varkens hebben het hele jaar een uitloop naar
buiten. Zeugen die drachtig zijn hebben toegang tot een weide waar vaak ook een
modderpoel is.
Er ligt stro in de stal waar de varkens drie keer meer ruimte hebben dan hun reguliere soortgenoten. Ze krijgen daglicht en frisse lucht. Ook hebben ze een schuurpaal en de mogelijkheid om te wroeten. Het voer is voor minimaal 95% biologisch en volledig gentechvrij. Hun krulstaart mogen ze houden en ook de tanden worden niet geknipt.
Bij het transport mogen geen elektrische dwangmiddelen worden gebruikt. Het transport van levende dieren vindt alleen binnen Nederland plaats, dus de transportduur is beperkt. Sinds 2007 worden alle biologische biggen onder verdoving gecastreerd.
Geiten en schapen houden
Geiten worden gehouden voor de melk en het vlees. Geitenzuivel bevat iets minder lactose waardoor mensen met een koemelkallergie vaak wel geitenmelk kunnen drinken. Het is makkelijker te verteren dan koemelk, bevat meer oligosacchariden (nuttig voor je immuunsysteem), versterkt de opname van ijzer, en bevat meer vitamine A en D, calcium, zink, fosfor en selenium. Koemelk bevat daarentegen weer meer foliumzuur.
Schapen worden gehouden voor de wol en voor (lams)vlees.
Biologische schapen krijgen 100% biologisch voer, waarvan minimaal 60% ruwvoer
(gras en hooi) en maximaal 40% krachtvoer.
Preventief antibioticagebruik is niet toegestaan. De dieren
mogen altijd in de wei staan als het weer en de bodem dit toelaten. In de stal
ligt stro of ander strooisel. Lammeren drinken minimaal anderhalve maand bij de
moeder. De staarten mogen niet afgeknipt worden.
Kweek van vissen, schaal- en schelpdieren
Een van de unieke kenmerken van biologische landbouw is dat
de hele keten gecontroleerd moet kunnen worden. Dat is bij de productie van vis
niet anders dan bij gewassen of vlees. Daarom bestaat er geen biologische wilde
vis; feitelijk is wild gevangen vis de ultieme variant van vrije-uitloop.
Biologische aquacultuur is het alternatief voor gangbare kweek van vis, schaal-
en schelpdieren en zeewier. Essentieel is dat de biologische productie zo dicht
mogelijk bij de natuur moet aansluiten en dus aan de soortspecifieke
welzijnsbehoeften van de dieren wordt voldaan. Diergezondheid is vooral
gebaseerd op ziektepreventie. Het natuurlijk milieu moet maximaal in tact
blijven. Dit laatste is bijvoorbeeld van belang voor de productie van dierlijk
voer voor carnivore kweekvis.
De sector staat nog in de kinderschoenen. Zalm is het belangrijkste product.
Bijen houden
Biologische bijenhouderij is nog nieuw in Nederland. Er
bestond geen Nederlandse interpretatie van de Europese regels. Sinds 2016 is
die er wel. Bijenkasten moeten zo worden geplaatst dat bronnen van nectar en
stuifmeel binnen een straal van 3 kilometer voor meer dan 50% bestaan uit
biologische gewassen en/of natuur en gewassen waarop geen bestrijdingsmiddelen
worden toegepast. Ook mag er binnen een straal van 5 kilometer van de
standplaats geen vuilverbrandingsinstallatie zijn. De bijenkast is gemaakt van
natuurlijk materiaal, zonder chemisch-synthetische verf of lijm.
Het aantal biologische imkers in Nederland is nog heel beperkt. De meeste honing vindt zijn weg naar de betererestaurants en vaste klanten. De biologische honing in de winkel komt vrijwel altijd uit het buitenland.